Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zestigste] ZESTIGSTE, bijv. n., van het telwoord zestig: hij gaat in zijn zestigste jaar. Ook met weglating van het zelfst. naamw.: ik zal juist de zestigste zijn. Dit woord is in het hoogd. sechzigste, bij Kero sexzugosto, Notk. sechzigosti. Vorige Volgende