ZESTIEN, telwoord, dat tusschen vijftien en zeventien staat - van zes en tien. Het wordt op zich zelf gebruikt, of bij zelfstandige naamwoorden gevoegd, met en zonder lidwoord, en blijft onverbogen: zestien duiten. Tweemaal acht is zestien. Zij heeft zestien kinderen. Men zegt evenwel ook: wij waren met ons zestienen. Iets in zestienen verdeelen. In dit geval wordt
[pagina 353]
[p. 353]
het gerekend op zich zelf te staan; en in: neem er die zestien nog bij. Van hier het z.n., o., zestientje, zeker loterijbriefje: acht zestientjes maken een half lot. Zestiende, enz. Zamenstell.: zestiendaagsch, zestienjarig, zestienmaandig, enz.