Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zeewezen] ZEEWEZEN, z.n., o., des zeewezens, of van het zeewezen; zonder meerv. Van zee en wezen. Al wat tot de zeemagt van eenen staat betrekkelijk is: het zeewezen werd er droevig verwaarloosd. Vorige Volgende