Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zeepkruid] ZEEPKRUID, z.n., o., des zeepkruids, of van het zeepkruid; meerv. zeepkruiden. Van zeep en kruid. Een plantgewas van acht verschillende soorten: zeepkruid, met water gewreven, schuimt als zeep, en kan hare plaats vervangen. Vorige Volgende