[Zeegroen]
ZEEGROEN, bijv. n. en bijw., zonder vergrootingstrappen. Van zee en groen. Ligtgroen, zoo als de zee zich veelal vertoont: een zeegroen kleurtje. Ik wil het zeegroen geverfd hebben. Het zeegroen, als z.n., is de zeegroene kleur, of verwe: het zeegroen van die beschotten is al te ligt.