[Zeegod]
ZEEGOD, z.n., m., des zeegods, of van den zeegod; meerv. zeegoden. Van zee en god. Een verzierd wezen uit de oude fabelkunde, anders Neptunus, en zeevoogd: de zeegod zwaait den drietand. Eene der Godheden van minder aanzien, die gerekend werden zich in zee op te houden, zoo als Nereus, Proteus, enz.: en knevelde den zeegodt zijn handen. Vond. Wegens vrouwelijke wezens van dien aard bezigt men zeegodin, zeenimf, enz.