Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zeeduivel] ZEEDUIVEL, z.n., m., des zeeduivels, of van den zeeduivel; meerv. zeeduivelen en zeeduivels. Van zee en duivel. Een visschengeslacht van drie soorten: de zeeduivel vertoont zich als gearmd. Vorige Volgende