[Zeedier]
ZEEDIER, z.n., o., des zeediers, of van het zeedier; meerv. zeedieren. Van zee en dier. Onder dezen naam begrijpt men allerlei soorten van dieren, die zich in zee ophouden, zoo zoogdieren, als visschen, kraakbeenige dieren, insekten, en wormen: van tijd tot tijd ontdekt men al meer en meer zeedieren. Beijde der kruijpende, ende der zeedieren. Bijbelv.