Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |
schap met den zoogenoemden Oceaan hebben: de zwarte zee, de witte zee, de Middellandsche zee, de Roode zee. De oppervlakte van zulk eene verzameling van water: de maan regeert de toevallen der zee. Hooft. Bruisch zee, met alles, wat uw' stranden omvatten. L.D.S.P. De zee brandde zoo hardt aan. Brandt. Hoe dat Leander verdronc in de zee. Colijn. v. Rijs. Slinger de lichamen over de zee hene. Vond. Ook wel eens eene andere verzameling van water, die van rondom door het land ingesloten is: de Caspische zee, de zee van Mexico. Wandelende bij de Galileesche zee. Bijbelv. En de zee van Geneve, van Constantz, in navolging der Duitschers, die den naam van see aan zulke wateren geven, als bij ons dien van meer voeren, en dezen wederom aan de wateren, die wij zeeën noemen. En die wateren, die door ons anders met den naam van Oceaan bestempeld worden: de Atlantische zee, de Indische zee, de stille zee. Eene groote baar, of golf: er gingen hemelhooge zeeën. De zeeën spoelden alles van het verdek. Een geweldige zee waters slaet voor zijne oogen het schip - over den boegh. Vond. Eene zee van water, is, eene groote menigte: de werrelt met een zee van water overtogen. Vond. Zoo ook eene zee van bloed: daar wierd een bare zee van bloed in zee vergoten. J. Six. Eene zee van tranen: al d'aerde zonk in eene zee van tranen. Poot. Eene zee van vuur, van vonken, van zorgen, van wederwaardigheden enz., is eene menigte daarvan. Zelfs, in de gemeenzame verkeering, zegt men van iemand, die rijk is: hij heeft een zee van geld. - In volle zee, is van alle strand en kust verwijderd. Zee kiezen, in zee gaan, in zee steken, is eene zeereize aanvangen. Met iemand diep in zee gaan, is zich sterk met hem inlaten: ik verkies zoo diep niet met hem in zee te gaan. De diepte der zee, is, het diepe van eene of andere der voorgemelde verzamelingen van water: dat hij versoncken ware in de diepte der zee. Bijbelv.; waar het hart der zee haar midden is: uwe lantpalen zijn in 't herte der zeen; en waar zee ook voor een groot watervat gebezigd wordt: de twaelf runderen onder die zee. Regt door zee gaan, is, zich van alle slinksche omwegen onthouden: ga steeds regt door zee! Van hier zeesch in overzeesch. Zamenstell.: IJszee, Noordzee, Oostzee, Schelfzee, Zandzee, Zoutzee, | |
[pagina 307]
| |
Zuiderzee, Zuidzee, enz. Zeeaal, zeebaar, zeegat, zeeboek, en eene reeks van andere zamenstell., waarvan de voornaamste hier volgen. Het bij de Dichters gebruikelijke wereldzee wordt met regt afgekeurd, dewijl alle zeeën wereldzeeën zijn. Men verkiest liever levenszee. Zee, hoogd., neders. see, angels., eng. sea, zweed. sjo, tartar. sui, su, Notk., Ottfrid. se en seuue, Ulphil. saiws, bij ons oulings ook zeeuw, zeewe, zewe, staat gelijk aan meer, dat in zuidelijker gewesten deszelfs plaats vervangt. Het stamwoord is ee, dat nog in Vriesland zeker water aanduidt, verwant aan ij, aa, ahe en het fr. eau, water, met voorvoeging van s, of z, de suizing der zee nabootsende. |
|