Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zedekunde] ZEDEKUNDE, z.n., vr., der, of van de zedekunde; zonder meerv. Van zede en kunde. Kunde van de zedeleer: hij oefent zich in de zedekunde. Van hier zedekundig. Vorige Volgende