[Zangvogel]
ZANGVOGEL, z.n., m., des zangvogels, of van den zangvogel; meerv. zangvogelen en zangvogels. Van zangen of zingen, en vogel. Eene der verschillende soorten van vogels, die zich door den zang onderscheidt: het talrijke geslacht der lieve zangvogels.