[Zandzak]
ZANDZAK, z.n., m., des zandzaks, of van den zandzak; meerv. zandzakken. Verkleinw. zandzakje. Van zand en zak. Een zak, die met zand opgevuld is: men verschanste zich met wolbalen en zandzakken. Figuurlijk, een log mensch: het is een regte zandzak.