[Zamenstelling]
ZAMENSTELLING, z.n., vr., der, of van de zamenstelling; meerv. zamenstellingen. Verkleinw. zamenstellingje, dat, even als het meerv., enkel gebezigd wordt, als men zamenstelling voor een zamengesteld woord gebruikt. Voorts beantwoordt het aan zamenstel en het zamenstellen; zie zamenstel.