Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zamenscholen] ZAMENSCHOLEN, onz. w., gelijkvl. Ik schoolde zamen, heb zamengeschoold. Van zamen en scholen. Bijeenscholen: de visschen scholen doorgaans zamen. Van hier zamenscholing Vorige Volgende