Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zamenleving] ZAMENLEVING, z.n., vr., der, of van de zamenleving; zonder meerv. Verkeering met anderen: men ziet dit in de zamenleving. Vorige Volgende