Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zamenbuiging] ZAMENBUIGING, z.n., vr., der, of van de zamenbuiging; zonder meerv. Van zamen en buiging. Onderlinge vereeniging door buiging: de zamenbuiging van het lood vereenigt deszelfs uiteinden. Vorige Volgende