Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zachtjes] ZACHTJES, bijw., van zacht. Heeft al de beteekenissen van het bijw. zacht, en wordt met zachtelijk verwisseld. In den Statenbijbel luidt het sachtkens: de wateren van Siloa, die sachtkens vloeijen. Vorige Volgende