[Zaam]
ZAAM, en, vrouwelijk, zame, is een uitgang van bijvoegelijke naamwoorden, verwant aan het eng. seem, lat. similis, en oulings op zich zelf gebruikt, om eene gelijkheid aan te duiden. So samo, is, bij Kero, zoo als. Ottfrid. gebruikt sama voor zoo, alzoo, eveneens. Thans duidt het aan, dat iets ergens overeenkomst mede heeft, daartoe geschikt, of genegen, is. Zoo is heelzaam geschikt, om te heelen, leerzaam, geschikt, en genegen, om te leeren, genoegzaam geschikt, om zich zelven of anderen te genoegen: het is genoegzaam voor u. Hebbende cost en decsele, laat ons hiermede ghenoechsaam wesen. Mat. der Sond.; waar gheloefsame ghetughen geloofwaardige getuigen zijn; zoo als men eerzaam voor eerwaardig gebruikt.