naams, of nuttigs: een boek bij morgenthee is een goede zaak. Gellert. Van hier zakelijk. Zamenstell.: zaakbezorger, zaakgelastigde, zaakvoerder, zaakwaarnemer, enz. Evangeliezaak, geldzaak, halszaak, hoofdzaak, huiszaak, krijgszaak, noodzaak, oorlogszaak, oorzaak, pleitzaak, regtzaak, staatszaak, twistzaak, zeezaak,
enz.
Zaak, Kil. saecke, oul. ook sake, even als in het neders., angels. sac, Sal. Wetten sack, Isidor., Tatian., Ottfrid. sahha, sacha, hoogd. sache, zweed. sak, is verwant aan het hoogd. sage, het gene er gezegd wordt, en aan sagen, zeggen. Deszelfs overgang van de beteekenis van aanklagt tot de overige staat gelijk aan die van het lat. causa, dat, blijkens cusare, in accusare, de gezegde beteekenis ook moet hebben gehad, en welks dochters, het ital. cosa, en fr. chose, evenveel welke zaak beteekenen; en in ding is mede soortgelijk een overgang op te merken.