[Wreedheid]
WREEDHEID, z.n., vr., der, of van de wreedheid; meerv. wreedheden. Van wreed, zie heid. De hoedanigheid van iemand, of iets, die, of dat, wreed is: de wreedheid van dat leder. Ik beef voor de wreedheid van zijn uitzigt. Ghij en sult geetse heerschappije over hem hebben met wreetheijt. Bijbelv. Een wreed bedrijf: door het plegen van allerlei snoode wreedheid.