[Wreedaard]
WREEDAARD, z.n., m., des wreedaards, of van den wreedaard; meerv. wreedaards. Van wreed en aard. Een mensch van eene wreede geaardheid: ontmenschte wreedaard! Van hier wreedaardig, bijv. n. en bijw., dat evenveel als wreed beteekent: welk een wreedaardig volk! Wreedaardig omgebragt; wreedaardigheid, wreedaardiglijk, wreedaardij, bij Oud.