[Woordenboek]
WOORDENBOEK, z.n., o., des woordenboeks, of van het woordenboek; meerv. woordenboeken; verkleinw. woordenboekje. Van woord en boek. Een boek, dat de woorden van eene taal, ten minste meerendeels, naar de orde van het ABE, met, of zonder, verklaring, voorstelt, of de bewoordingen, die tot eenen bijzonderen kring, welken de opsteller zich voorschrijft, betrekkelijk zijn: taalkundig, huishoudelijk, historisch, aardrijkskundig, bijbelsch, zeemans, enz. woordenboek. Een boek, of een gedeelte van een boek, dat minder woorden bevat, voert den naam van woordenschat, of dien van woordenlijst: hij