Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wondmaal] WONDMAAL, z.n., o., des wondmaals, of van het wondmaal; meerv. wondmalen. Van wonde en maal, teeken. Hoogd. wundenmahl. Bij Kil. evenveel als wondteeken, likteeken. Vorige Volgende