Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wonderzout] WONDERZOUT, z.n., o., des wonderzouts, of van het wonderzout; zonder meerv. Van wonder en zout. Anders zout van Glauber. Zeker zout in de geneeskunde gebruikelijk, in 't lat. sal mirabile Glauberi. Vorige Volgende