[Wolfshond]
WOLFSHOND, z.n., m., des wolfshonds, of van den wolfshond; meerv. wolfshonden. Van wolf en hond. Een hond, die op de wolvenjagt afgerigt is; en een hond, die uit de paring van eene wolvin met eenen hond, of uit die van eene teef met eenen wolf, voortgekomen is.