[Wilvaardig]
WILVAARDIG, bijv. n. en bijw., wilvaardiger, wilvaardigst. Opperd. willfertig, hoogd. willfährig, van willfahren, iemande wil en verlangen opvolgen. Dus is het verbasterde wilvaardig genegen tot vervulling van iemands verlangen: ik blijf uw wilvaardige dienaar. Als bijw., met gewilligheid tot vervulling van iemands verlangen: men onthaalde ons zeer wilvaardig. Zijn wijs bevel wilvaardig gadeslaan. L.D.S.P.