[Wijnstok]
WIJNSTOK, z.n., m., des wijnstoks, of van den wijnstok; meerv. wijnstokken. Van wijn en stok. Verschilt van wijngaardstok, en duidt de plant aan, die druiven voortbrengt: daer en zijn geen druijven aen den wijnstock. Bijbelv. Den frisschen wijnstok sloeg ter aard. L.D.S.P. Den heiligen wijnstok. Vond.