Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wijnrank] WIJNRANK, z.n., vr., der, of van de wijnrank; meerv. wijnranken. Van wijn en rank. Anders wijngaardrank. Eene rank, die wijn voortbrengt: eer gij de vrolijke wijnrank in d'aerde legt. Vond. Vorige Volgende