[Wijnkoop]
WIJNKOOP, z.n., m., des wijnkoops, of van den wijnkoop; meerv. wijnkoopen. Van wijn en koop. Wijn, die bij het sluiten van eenen koop, of van een ander verdrag, gedronken wordt: hoe veel menglen most ter wijnkoop van het hooi van Tijmen zijn gedroncken. Moon. Voorts ook een verdrag, waarbij die wijn gedronken wordt. In en omstreeks Groningen zeker slag van voorbruiloft, bij den ondertrouw. In het hoogd. weinkauf.