den. In het laatste heeft dezelfde overgang van beteekenis plaats, als in nademaal, en het fr. puisque. Het is van tijdbepalend redengevend geworden, en beteekent oorspronkelijk evenveel, als terwijl, op de wijl, of de wijl, toen; alwaarom men het hiermede vaak verwisselt, en het eenvoudige wijl, hoogd. weil, in beider plaats bezigt: zo strijdenze eeuwig, wijlze in krachten zich gelijken. Huijdecop. De beteekenis van beurt, welke Kil. aan wijle geeft, is evenzeer verouderd, als die van beurtverwisseling, die hij aan wijling toekent. Van hier, behalve de opgenoemde zamenstellingen en kortswijlen, enz., ook nog het bijwoord
wijlen, en wijlkens, bij Kil.
Wijl, hoogd. weil, en weile, Ulphil. hveila, Kero twala, Ottfrid. wila, wilu, eng. while, zweed. bile, pool. chwila, komt van wijlen, hoogd. weilen, zweed. hvila en ila, angels. ildan, rusten, en voorts verwijlen, dat bij ons enkel in de zamenstell.: verwijlen, voorkomt.