Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Westwaarts] WESTWAARTS, bijw., van west en waarts. Naar het westen toe: wij zeilden westwaarts. Hierbij voegt men dikwijls heen, of henen: hij toog westwaarts heen. Vorige Volgende