Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wereldstad] WERELDSTAD, z.n., vr., der, of van de wereldstad; meerv. wereldsteden. Van wereld en stad. Dezen naam geeft men aan eene stad, die als eene kleine wereld uitmaakt: de wereldstad Parijs. Vorige Volgende