[Welvoegelijk]
WELVOEGELIJK, bijv. n. en bijw., welvoegelijker, welvoegelijkst. Van wel en voegelijk. Ook welvoegzaam. Betamelijk, oorbaar, welvoegend: eene welvoegelijke behandeling. Dat is in zulke omstandigheden niet welvoegelijk. Als bijw., op eene welvoegelijke wijze: gedraag u toch welvoegelijker! Van hier welvoegelijkheid. Zamenstell.: onwelvoegelijk, onwelvoegelijkheid.