[Welgedaan]
WELGEDAAN, bijv. n. en bijw., welgedaner, welgedaanst. Van wel en gedaan, deelw. van doen, dat, in vereeniging met wel, als bijv. n. en bijw. gebruikt wordt. Als bijv. n., gezond van voorkomen, wel in het vleesch: een welgedaan kind. Als bijw., gezond: hij zag er welgedaan uit.