Vond. De oogen worden gezegd te weiden, wanneer zij ergens over uitweiden: 't zij 't oogh in 't meesterstuck van binnen weiden gaet, of buiten. Vond. En als men zijne oogen dus laat uitweiden, wordt men gezegd die te weiden: weij mijn vrij gezicht de mengsels door en door. Vond. In den Statenbijbel vervangt weiden meermalen de plaats van besturen, regeren. Van hier weide, weider, weiderij, weiding. Zamenstell.: weigeld, weiland, weijdveld, weijdschaep, Kil. enz. Afweiden, beweiden, herweiden, uitweiden, verweiden, voortweiden, enz.
Weiden, weijen, hoogd., Notk. weiden, Ulphil. vitan, eng. feed, angels. fedan, neders. föden, middeleeuw. lat. paduire, is verwant aan voeden.