Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] [Wegvloeijen] WEGVLOEIJEN, onz. w., gelijkvl. Ik vloeide weg, ben weggevloeid. Van weg en vloeijen. Heenvloeijen: gij laat dat kostelijke vocht wegvloeijen. Vorige Volgende