[Wegsturen]
WEGSTUREN, bedr. w., gelijkvl. Ik stuurde weg, heb weggestuurd. Van weg en sturen. Wegzenden: ik heb hem weggestuurd. Ergens van afsturen: stuur het schip toch weg, bid ik u! Een schip derwijze sturen, dat het verloren ga: hij heeft het vaartuig met al de lading weggestuurd. Anders wegstieren, vries. weistjaere.