[Wegsnijden]
WEGSNIJDEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik sneed weg, heb weggesneden. Van weg en snijden. Al snijdende wegnemen; ook wegsnoeijen: dat uit was moet weggesneden worden. In de gemeenzame verkeering, bezigt men dit woord ook onz., voor weggaan: hij is stil weggesneden.