[Wegleggen]
WEGLEGGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik leide weg, heb weggeleid, of weggelegd. Van weg en leggen. Uit het oog der menschen leggen: leg uwe beste kleederen weer weg. Tot zeker oogmerk bewaren: legge een ijegelijk van u ijet bij hemselven weg. Bijbelv. Vries. weilisse.