[Weetgierig]
WEETGIERIG, bijv. n. en bijw., weetgieriger, weetgierigst. Van weet en gierig, begerig, zie gierig. Ook weetgraag, Kil. wetelustigh. Begerig naar wetenschap, en kennis van zaken: hij is zeer weetgierig. Zoo weetgierig vorscht hij alles na. Van hier weetgierigheid, weetgieriglijk.