Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Weekmarkt] WEEKMARKT, z.n., vr., der, of van de weekmarkt; meerv. weekmarkten. Van week en markt. Eene markt, die wekelijks gehouden wordt: behalve de jaarmarkt, houdt men er ook eene weekmarkt. Vorige Volgende