Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Weeklagen] WEEKLAGEN, onz. w., gelijkvl. Ik weeklaagde, heb geweeklaagd. Van wee en klagen. Jammeren: zij weeklaegden, ende weenden, ende vasteden. Bijbelv. Vorige Volgende