Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wederopstanding] WEDEROPSTANDING, z.n., vr., der, of van de wederopstanding; zonder meerv. Van weder en opstanding. Verrijzenis, opstanding: wederopstanding des vleesches. Of ick eenighsins moge komen tot de wederopstandinge der dooden. Bijbelv. Vorige Volgende