Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wederkaatsen] WEDERKAATSEN, bedr. w., gelijkvl. Ik kaatste weder, heb wedergekaatst. Van weder en kaatsen. Terug kaatsen, oneigenlijk: de brandspiegel van Archimedes kaatste de zonnestralen weder. Van hier wederkaatsing. Vorige Volgende