Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
spoor. Bij de Dichters het pad, de weg des waters: de baren in de zee gescheurt op 't waterspoor vast ruischen. Vond. En volgt langs 't waterspoor dus zijn fortuin. Poot. In overeenstemming hiermede wordt ook zeespoor gebruikt. |
|