Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Waterman] WATERMAN, z.n., m., des watermans, of van den waterman; meerv. watermannen. Van water en man. Een man, die water verkoopt, zoo als te Amsterdam. Een der sterrenbeelden van den dierenriem: de zon is in den waterman. Vorige Volgende