Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Waterkanker] WATERKANKER, z.n., m., des waterkankers, of van den waterkanker; zonder meerv. Zekere ziekte van, of gebrek in den mond: hij heeft den waterkanker. Vorige Volgende