[Waterhoofd]
WATERHOOFD, z.n., o., des waterhoofds, of van het waterhoofd; meerv. waterhoofden. Verkleinw. waterhoofdje. Van water en hoofd. Een hoofd, dat uit ophooping van stoffen gezwollen is, zoo als dat van kinderen, die de Engelsche ziekte hebben: dat kind heeft een vreeeselijk waterhoofd. Voorts geeft men dezen naam ook wel eens aan iemand, wiens hoofd zoo gezwollen is.