Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
eng. to wade. De overeenkomst, welke dit woord waden met het hoogd. wasser, nederd. water, heeft, is vermoedelijk slechts toevallig, ofschoon velen dit voor het stamwoord gehouden hebben. Het schijnt, veel meer, dat het denkbeeld van gaan in dit woord heerschende is, daar het dan met het zweed. vada, gaan, lat. vadere, en het gr. βαδειν, βαδιζειν, tot eenen en den zelfden stam zoude behooren. |
|