ger voert: hij vroeg in de kleur. Voorts is ergens naar vragen, onderzoek daarnaar doen: vraagt naar den Heer en zijne sterkte. L.D.S.P. Vraagden ijvrig voert naar 't hof en naar den Vorst. Vollenh. Men vraagt naar U. Zich ergens om bekommeren: niet vraeghen nae eenigh dinck. Kil. Uwe liefhebbers hebben u vergeten, zij en vragen niet nae U.
Bijbelv. Ontzag ergens voor betoonen: hij vraagt weinig naar zijne moeder. Spreekw: gij vraagt naar den bekenden weg, naar evenveel welke bekende zaak. Een gek kan meer vragen, dan zeven wijzen beantwoorden kunnen, men kan op alle vragen geen voldoend antwoord geven. Vragen staat vrij, weigeren daarbij. Zie weigeren. Iemand het hemd van het lijf, of van het lijf af, vragen: zie afvragen. Ik vraag eens, of gij het doen zult, ik begeer en vorder, ernstig, dat gij het doet Van hier gevraag, vraag, vraagachtig, vraagster, vrager. Zamenstell. vraagal, iemand, die naar alles vraagt, vraagbaak, vraagpunt, vraagspel, vraagstuk, vraagteeken, vraagwoord, vraagziek, vraagzucht, enz. Afvragen, bevragen, doorvragen, hervragen, navragen, ondervragen, ontvragen, opvragen, overvragen, voortvragen, enz.
Vragen, hoogd., neders. fragen, Isid. fraghen, Kero frahen, Ulphil. fraihnan, zweed. fraega, vries freegje, lat. rogare, schijnt verwant aan pragen, prangen, en eene afpersing van iets aan te duiden.